top of page

DE KLANK VAN EEN STAD.

GENT. BORTH. RAMALLAH.

In het kader van het project The City's Song van  Frontiera vzw

GENT

Een stad is wat je hoort.
Een stad is ook wat je niet hoort.


Deze stad is nooit stil.
Niet zoals het op bergen, in de woestijn of op andere plekken op deze planeet wijds stil kan zijn.


Soms, onmenselijk vroeg in de ochtend, is ze stadsstil, dat wel.
Een vaag gezoem, het gerommel van een vrachttrein in de verte, een knetterende pizzabrommer die zich over de Bevrijdingslaan huiswaarts haast, een merel.
Meer niet.
Stadsstil dus, maar nooit stil-stil.


Dan begint de dag en zoemen tienduizenden wekkers (na alweer een vredige nachtrust),
ruisen ontelbare douches (want er is zuiver water genoeg),
pruttelen de koffiemachines (want koffie is onbeperkt te koop)
en piepen de eerste berichtjes (want we hebben overal bereik).


Vervolgens trekt een hele symfonie van geluiden zich op gang, een lawaaierige dag tegemoet.
Met rinkelende schoolbellen (er is onderwijs voor wie leren wil),
met ratelende bouwkranen (er is een dak voor wie geborgenheid zoekt),
met loeiende sirenes op straat en piepende scanners in de ziekenhuizen (voor wie zorg hoeft),
met rommelende machines in de fabrieken en zoemende computers in de kantoren (er is werk),
met ratelende winkelkarren in de supermarkten (er is overvloed),
met rinkelende fietsbellen, toeterende treinen, en claxonnerende auto’s aan de Dampoort
(want we mogen gaan en staan waar we willen),
met klinkende stemmen (want we mogen vrijuit onze mening zeggen)
en met schallend protest (want het kan en moet allemaal nog beter).


Wanneer de avond valt, rinkelen glazen en bestek, klinkt muziek,
applaudisseren toeschouwers, roezemoest de Graslei, juichen de Buffalo’s.

En dan, geleidelijk, verstilt deze stad opnieuw.
Stadsstilte.


Deze stad is ook wat we niet horen.
Het geluid van een AK-15, het geraas van een aanvallende jet, de klank van een tank,
dat allemaal is ongehoord.
Het doordringend geluid van bevelen die geen tegenspraak dulden is ongehoord.
De wanhoopsklank van protest, de kreten van iemand die ongenadig verhoord wordt,
is ongehoord.
Vlijmscherpe beledigingen omdat iemand anders is, horen niet.
Haatkreten horen hier niet.
Het gejammer van mensen, in nood omdat ze maar niet geholpen worden, hoort hier niet.


Deze stad is niet zonder problemen, ze is zeker niet perfect, ze is niet het paradijs.
Dat hoort ge niemand zeggen.
Maar het is er wel behoorlijk aangenaam om in te leven.

01042018

BORTH, WALES

Een zinderende zomerdag in Bort
(Y Borth, Ceredigion, Cymru, UK),
een Welsh kustdorpje aan de Ierse zee.


De toeristen zijn overal.
Ze brullen in de branding van de zee, ze gillen op het strand, ze joelen in de plaatselijke zoo,
ze kwebbelen over de spulletjes in de souvenirshops, ze kwekken in de restaurants, ze snateren luid in de bars, de B&B’s en de hotels.


Maar als die toeristen, uiteindelijk, na de zoveelste kwakkelzomer,
verdwenen zijn, vertrokken naar de Midlands, maakt Borth dan nog geluid?

Een huilerige herfstdag in Borth.
Borth telt 1399 zielen, souls, bewoners.
Een kleine gemeenschap die daar haar leven leeft.
Ze praten over wat er gebeurt op het werk en op school, in het dorp.
Ze kouten over zee, weer en wind.
Ze babbelen over liefde en lust, leven en dood, over verdriet en vreugde.
Ze lachen, roddelen, ruziën.

In de Friendship Inn discussiëren ze met de filmploeg
van de donkere politieserie “Y Gwyll / Hinterland”
over misdaad en zonde,
over schuld en boete,
over Wales, UK, Brexit en Europa.
Meestal in het Engels, soms in het Welsh.

Twee keer per uur stokken de gesprekken heel even
en luisteren ze naar de dieseltrein die passeert,
van en naar het nabijgelegen Aberystwyth.

De mensen in Borth maken muziek en zingen.
Hun eigen nummers in het koor, Cor-Y-Gors.
Of seashanties.
Liederen die uit volle borst gezongen werden
tijdens het harde werk aan boord van de zeilschepen.

De mensen in Borth feesten.
Anthony, staande in het opkomend tij en luidop formules bezwerend,
wordt Neptunus, de God van de zee,
en bezegelt met kransen, ringen van zeewier en opspattend schuim,
het ene huwelijk na het andere.
Iedereen van het dorp trouwt met iedereen.
Men drinkt en danst, men lacht en brult, fluit en zingt, schreeuwt, blèrt,
gaat tekeer, grient, giert, raast, tiert, jankt, kermt en loeit.
Tot het tij keert.
Dan worden de huwelijken ontbonden en keert de rust weer.


Maar als ook die 1399 zielen zich uiteindelijk uitgeput, terugtrekken, ieder op zich,
maakt Borth dàn nog geluid?

Een krakende winterdag in Borth.
In het dorp is geen levende ziel meer te bespeuren, is er niemand die nog luistert.
Hoort er nog iemand het eeuwige, diepe gerommel van de keien op het strand,
die door de zee heen en weer gerold worden.
Luistert er nog iemand naar het daveren van de wind?
Naar het geraas van de golven,
die op een stormnacht tot over de daken van de huizen kletsen?

Wie merkt er nog het geweeklaag op van Seithennyn, de bewaker,
die op een nacht vergat de sluizen te sluiten die Cantre'r Gwaelod,
het in de baai gelegen Welse Atlantis, beschermden tegen het wilde water.
Is er nog iemand om het eeuwige gefluister te aanhoren van zij die voorgoed verdwaalden
in Corsgoch Fochno, Borth Bog, het nabijgelegen turfmoeras.
Is er nog iemand die, daar hoog op het klif, de bliksem oorverdovend hoort inslaan op het War-memorial, de nagedachtenis van 52 gesneuvelde zielen?
Er is niemand die hoort, niemand die luistert,


maar betekent dat dan ook dat Borth geen geluid meer maakt?

Een fluitende lentedag in Borth.
Iets wat op een voorzichtig applaus weerklinkt in de huizen want voor het eerst sinds weken verschijnt het ‘big yellow thing in the sky’ van tussen de wolken.
Een rolluik in het Lifeboat Station wordt omhoog getrokken.
De eerste zwartsnavelduikeenden-zwerm snatert voorbij.
Bij het memorial komt een cementmolen pruttelend op gang.
Iemand heft ergens, aarzelend, een seaschanty aan: “Strike the bell, second mate”.
De mooie mensen van Borth, met 1401 zijn ze ondertussen,
luiden de bel en verwelkomen de lente:
“ Gwanwyn newydd, sain newydd”*

Deze stad, dit stadje, this small village, zal altijd van zich laten horen!

*een nieuwe lente, een nieuw geluid.

RAMALLAH, JERUZALEM, TEL AVIV … maar vooral Ramallah

Een stad is wat je hoort en wat je er niet hoort.
Wat dat dan is?

Dat is het gezellige gerinkel van tassen in een cafeetje waar lekkere koffie wordt geschonken, in het centrum van Ramallah, op de Westbank, bezet gebied (anno 1967).


Dat is datzelfde gerinkel enkele kilometers verder, gewoon op straat dan wel, in het Qalandia vluchtelingenkamp (anno 1947), in de schaduw van de 10 meter hoge, dreigende muur (anno 2002).


Dat is het gepruttel van een gasbrander want ook bovenop een zandstille heuveltop in de Negev-woestijn in het zuiden van Israël (anno 1948), wordt al even lekkere koffie gezet.

Dat is in Tel-Aviv, op het strand, naar de branding van de zee luisteren. Dat is in Ramallah, ‘Hoogte van Allah’, diezelfde zee in de verte zien maar ze niet mogen voelen, ruiken, proeven, ze niet kunnen horen.

Dat is de ontmoedigend norse stem van de douanier in de luchthaven Ben Gurion, Tel Aviv: “Purpose of your visit? Invitation?”.


Dat is de niet aflatende, niet te vatten chaos van geluiden aan checkpoint Qalandia, tussen Jeruzalem en Ramallah.


Dat is de vage ongerustheid in de stem van de chauffeur, Israëlische Arabier, in zijn witte taxi, die zijn passagiers even buiten Ramallah snel-snel overdraagt aan een Palestijnse collega in zijn gele taxi.

Dat is het niet aflatend autogetoeter, dag en nacht, op en rond het Martyr Yasser Arafat Square, het centrale plein in Ramallah. Niet verwijtend of agressief, eerder een vriendelijk goed bedoeld seintje: “Pas op, ik kom er aan, schuif op, kan ik er nog bij?”


Dat is het onverwachte, oorverdovend kabaal van twee Israëlische F-16’s, op nog geen 200 meter hoogte en op amper enkele kilometers en evenveel seconden van de grens met Gaza. Een niet mis te verstane waarschuwing: “Pas op, wij zijn er, wij zullen er altijd zijn.”

Dat zijn de vragen en de antwoorden.
“Wat is het grootste verschil met je ouders?
Zij hadden nog hoop,” antwoordt S., staatloze inwoner van Ramallah.
“We are fucked by these religious guy’s,” waarmee D., Israëlisch staatsburger, naar de ultra-orthodoxe joden wijst, naar de zionisten.
“De miserie is pas echt begonnen toen religie nationalisme werd,” zegt de journalist.
“Should we really talk about the Palestinians? Maybe we should throw them all in the Dead Sea,” antwoordt de man in de Ein Gedi kibboets in Israël. Al voegt hij daar even later wel een onbeholpen verontschuldiging aan toe. Hij is, net zoals bijna alle andere Israëlische vrouwen en mannen, ex-militair.

Dat is de soundtrack van Ramallah. Het altijd aanwezige geroep en geroezemoes op de kleurrijke en rijk voorziene markt, een felle betoging als protest tegen de willekeurige arrestatie van enkele Palestijnse politieke leiders, een tot laat in de nacht luid jengelend eetkraam, het applaus na een voorstelling in de circusschool, de muziek en het gelach en het gezang in de cafés, en, midden in de nacht, het indringende geluid van aanstormende Israëlische legerjeeps, gevolgd door bitsig heen en weer geroep en de luide knal van een schot.

Dat is de onwaarschijnlijke symfonie van de oude stad Jeruzalem, de stad die in je hoofd kruipt. Die symfonie begint met de oproep tot gebed voor de Moslims, eerst vanuit een enkele moskee maar al gauw gevolgd door vele andere. Die symfonie vervolgt met de meeslepende gezangen in de Armeense kerken, met het gedempt gejammer van ritmisch wiegende Joden aan de Klaagmuur, met het al even extatisch geweeklaag van Christelijke gelovigen die het graf van Christus vereren of biddend de Via Dolorosa volgen, met de voetstappen van de overal aanwezige, zwaar bewapende, politieagenten en militairen en eindigt tenslotte met de stomme verwondering van al die andere bezoekers die met grote ogen vol ongeloof dat alles aanschouwen.

Dat is het geratel van automatische geweren, de explosies van bommen en van raketten over en weer, het doffe ploffen van stenen. Het getier van woede, angst, wanhoop en smeekbeden. Het kabaal van verwijten, geroep, scheldwoorden en haatboodschappen. Het geraas van meningen, opinies, analyses en oneliners, komende van alle kanten en van overal ter wereld. Soms van de pot gerukt en oerdom, dan weer indringend, aangrijpend, om stil van te worden. Want daar, in die oorspronkelijk kleine, stoffige, onooglijke, vredige, vergeten provincie, daar in die woestijn met tot de historische verbeelding sprekende plaatsen als Nazareth, Bethlehem, Jericho en Massada, daar op die plek waar voor het overgrote deel mensen wonen die, net als alle andere mensen van goede wil, gewoon rust, vrede en een toekomst willen, daar is alles tot politiek verworden.

Ramallah, Tel Aviv, Jeruzalem … maar vooral Ramallah: je ziet de mensen, je ruikt de geschiedenis, je voelt het onrecht, je proeft de spanning, … je gelooft je oren niet.

20221124_110048_edited_edited.jpg

 Veel leesplezier © Mark Jeanty 2024 

bottom of page