

MONSTER V
Wij verhuren roodblauwe monsters, blauwrode monsters, geelgele monsters
en monsters zo grijs als een muis.
Wij vervoeren piepkleine monsters, middenmonsters, nogalgrote monsters
en monsters zo groot als een huis.
Monsters met flapgrote oren, met messcherpe tanden, met vliegvleugels of met een kronkellange staart. En soms zelfs één met een baard.
Wij verkopen zoetlieve monsters, keigrappige monsters, vieskwade monsters en monsters waarvan je haar gaat krullen.
Onze monsters piepen, krassen, toeteren en brullen.
Ze kruipen, lopen, vliegen en duiken.
Ze zijn soms harig, stekelig of slijmerig, maar meestal gewoon zacht.
Wij zijn MONSTER V: Bel ons op het nummer 8 keer 8.
Monsters zijn precies als mensen. Ze stinken soms zelfs een beetje.
ROOSTER
“Hallo?”
“Goeiemorgen.”
“Spreek ik met “Monsterverhuur en Vrienden”?”
“Daar spreekt u mee. Met Mollie om u te dienen.”
“Ik heb een klacht, Mollie.”
“Zegt u maar mevrouw.”
“Ik heb gisteren een Rooster bij u gehuurd.”
“Ik herinner het me. Dat was voor een barbecue toch?”
“Ja, mijn dochtertje verjaarde en ze wou een Rooster om haar vriendjes te verrassen.”
“En is dat gelukt?”
“Dat mag u wel zeggen.”
“Heeft onze Rooster zijn werk niet goed gedaan? Waren de worstjes dan niet mooi gebakken?”
“Jawel.”
“Waren de vissticks dan niet knapperig?
“Toch wel.”
“Waren de groenteburgers niet genoeg gegrild misschien? Heeft onze Rooster misschien niet lang genoeg vuur gespuwd?”
“Neen, neen, dat was allemaal in orde. Precies zoals in uw reclamefolder. Maar … ”
“Maar?”
“Maar toen begon het te regenen.”
“Wat jammer.”
“Hard te regenen. We moesten allemaal naar binnen om te schuilen.”
“En hebt u Rooster ook binnen gezet?”
“Hoe zou ik dat dan moeten doen?”
“In een garage, in een schuur?”
“Ik heb geen garage, ik heb geen schuur. Dus…”
“Dus mevrouw?”
“Dus hebben we Rooster buiten laten staan.”
“In de regen?”
“In de regen, natuurlijk. En toen werd hij verkouden.”
“Zij!”
“Pardon?”
“ Rooster is een vrouwtje.”
“ En toen werd ZIJ verkouden.”
“Ai.”
“Dat mag u wel zeggen. Want toen begon ZIJ te hoesten en te niezen.”
“Roosters zijn nu eenmaal gevoelig voor regen en kou.”
“Dat had u wel vooraf mogen zeggen!”
“Mevrouw, dat staat in onze folder. Net daarom hebben we u een hoedje meegegeven. Hebt u dat Rooster opgezet?”
“Hoedje? Neen. Dat heb ik zelfs niet gezien.”
“ Kijkt u maar in de blauwe zak mevrouw. Die heeft u toch van ons ontvangen?”
“Dat wel, maar jullie hebben niets gezegd van een hoedje.”
“Het staat in onze folder mevrouw. En op onze website. Www.monsterverhuur.brul.
“Dat hadden jullie me wel eens duidelijk mogen zeggen. Dan…”
“Dan mevrouw?”
“Dan had ik misschien nu nog een dak op mijn huis?”
“Een dak mevrouw?”
“Precies een dak. Want door al dat hoesten en niezen heeft JULLIE Rooster per ongeluk MIJN dak in brand gestoken.”
“Wat vervelend.”
“Vervelend. Een ramp ja. En ik verwacht dat JULLIE mijn dak terug herstellen.”
“Dat zal niet gaan mevrouw.”
“Mag ik vragen waarom niet?”
“Wij verhuren monsters, mevrouw, Wij herstellen geen daken. Dat is iets helemaal anders. Daarvoor moet U bij “Dakmakers en Kameraden” zijn. Dat is hier net om de hoek. Als u wil kan ik…”
“Ik ga helemaal niet naar "Dakkameraden en makers. Ik verwacht dat jullie mijn dak herstellen. En wel vandaag nog.”
“Het staat duidelijk in onze handleiding mevrouw: wij herstellen geen daken indien de klant Rooster het hoedje niet heeft opgezet. Dat staat op bladzijde 5 regel 6 mevrouw. Ziet u het staan?”
“Ja, ik zie het staan maar….”
“Ik stuur dadelijk iemand langs om Rooster op te halen.”
“Maar ik wil…”
“Wees gerust, we zijn ook geen monsters mevrouw en daarom…“
“Dat bent u wel. Mijn dak….
“Daarom moet u, per hoge uitzondering natuurlijk, het vervoer niet betalen, mevrouw.”
“Dank u wel, maar ik eis dat u….”
“Graag gedaan mevrouw. Vergeet u het hoedje niet mee te geven. Nog een prettige dag verder mevrouw.”
GROOTMOEDER
“Hallo?”
“Hallo, met Monster V!”
“Hallo?”
“Hallo. Met Monster V, ik ben Mollie, wie ben jij?
“Ik ben Tanaka.”
“Dag Tanaka, wat kan ik voor je doen?”
“Ik wil een monster huren. Voor een dag. Voor mijn oma. Voor haar verjaardag.”
“Aha. Dat is mooi. Dan kan ik je Snoes aanraden. Die zal je grootmoeder zeker plezierig vinden.”
“Is Snoes een echt monster?”
“Ja!”
“Zal mijn grootmoeder er schrik van hebben?”
“Schrik? Maar neen, Snoes is lief en schattig.”
“Maar ik wil een monster dat eng is. Grootmoeder moet er van schrikken.”
“Schrikken, dat is vreemd. Ben je misschien kwaad op je grootmoeder?”
”Ja. Heel kwaad.”
“Waarom Tanaka?”
“Omdat ze oud is.”
“Oud? Dat zal wel.”
“Omdat ze lelijk is.”
“Lelijk?”
“Ja, ze heeft rimpels… en grote sproeten. En daarom wil ik een eng monster. Heel eng.”
“Is je grootmoeder dan kwaad op jou?”
“Neen.”
“ Is ze niet lief?”
“Toch wel.”
“Geeft ze jou soms cadeautjes?”
“Ze heeft me lang geleden een pop gegeven.”
“Een pop? Heb je die nog?”
“Ja.”
“Dus je pop is nu oud.”
“Ja. Ze is versleten en heeft nog maar één hoofd.”
“Eén hoofd?”
“Eén oog bedoel ik.”
“Ben je kwaad omdat je geen nieuwe pop krijgt dan?”
“Maar neen, ik wil geen andere. Het is mijn lievelingspop.”
“Maar ze is wel oud? En versleten?”
“Ik wil geen andere pop.”
“Okee. Wil je dan een andere grootmoeder, Tanaka?”
…
“Tanaka?”
“Neen, Mollie. Ik wil geen andere grootmoeder.”
“Wat denk je Tanaka, zullen we dan maar Snoes sturen voor je grootmoeder haar verjaardag?”
“Snoes is oke e!”
“Weet je wat, ik stuur meteen Pluis mee, gratis. Snoes en Pluis, gezelliger kan het niet.”
“Dank u.”
“Dag Tanaka, doe je oude, lelijke grootmoeder de groeten van me.”
“Dat zal ik doen. Dag Mollie.”
TAXI
“Euh, Baas?”
“Juffrouw Mollie?”
“Misschien is het toch niet zo’n goed idee om Hobbelbobbel als taxi te verhuren?”
HUISWERK
“Juffrouw Mollie?”
“Ja, mevrouw baas.”
“Kan ik u even spreken? We hebben een probleem met Snipper vrees ik.”
“Snipper?”
“Ja, hij wordt toch veel gevraagd?”
“Heel veel. Bijna dagelijks belt er wel iemand om…”
“Om?”
“Om huiswerk op te komen opruimen. Te moeilijk huiswerk, te veel huiswerk, onbegrijpelijk huiswerk, huiswerk op zondag, …”
“Mmm, dat klopt. Ik heb hier de cijfers. Kijkt u even mee. In de laatste maand versnipperde Snipper 1789 bladzijden Frans, 1302 bladzijden Nederlands, 314 bladzijden rekenen, 46 bladzijden...”
‘Dat ziet er goed, mevrouw Baas!”
“Inderdaad. Maar, juffrouw Mollie, kijkt u nu eens naar deze cijfers. In diezelfde maand versnipperde hij ook, 10 zakken huisvuil, 9 bossen met huissleutels en 8 huishoudapparaten (waaronder 7 stofzuigers).
“Oei, dat is niet de bedoeling natuurlijk. Ik zal misschien eens….”
“Wacht, juffrouw Mollie, wacht, ik ben nog niet klaar: Snipper maakte terloops ook pulp van 6 huisdieren.”
“Wat?”
“3 katten, 2 honden en 1 lama!”
“Huisdieren? Echte dieren? Oh nee!”
“Oh jawel! En nu komt het pas!’
“Wordt het nog erger?”
“Het wordt nog veel erger: Snipper maakte ook komaf met een 5-koppig huisorkest, 4 huishoudsters, 3 huisartsen, 2 huisschilders en… en…. en…
“En?”
“1 heel huisgezin!”
“Mijn god!”
“Hebt u hier een verklaring voor, juffrouw Mollie?
‘Ik … ik vrees van wel, mevrouw Baas.”
“Voor de dag ermee Mollie!”
“Ziet u, mevrouw Baas ,Snipper is een weesmonster.”
“Een weesmonster?”
“Snipper is al heel jong zijn vader en moeder verloren.”
“Dat is erg natuurlijk maar wat heeft dat …”
“En toen werd Snipper in een weeshuis geplaatst. En dat was daar erg ongezellig… in dat huis…. Snipper werd ook gepest …. in dat huis…. Hij had helemaal geen vriendjes… in dat huis…. Het werd zo erg dat met Snipper … geen huis te houden viel ... En toen hebben de mensen van … dat huis … gevraagd of Snipper bij ons mocht komen werken. Ze zeiden dat hij heel goed was in het opruimen van huis …
“Huiswerk bedoelt u toch, Juffrouw Mollie? Men zei u dat hij goed was in het versnipperen van huiswerk. Toch?.”
“Nou, ziet u… dat was niet helemaal wat ze zeiden.”
“Wat zeiden ze dan wel?”
“Dat hij goed was in het versnipperen van huis… dingen. HuisDINGEN.”
“U bedoelt….?”
“In het verpulveren van alle dingen die met huis beginnen.”
“Zoals HUISvuil … HUISsleutels …HUISartsen?.”
“Ik vrees van wel. Ik had hem nochtans gevraagd om alleen huisWERK te verorberen. Maar…..
“Maar dat is dus een beetje anders gelopen, denkt u niet Juffrouw Mollie?”
“Ja.”
“Wat gaan we nu doen? Ik zal Snipper onmiddellijk moeten terugsturen naar dat …huis”
“Neen, niet doen. Niet naar … dat huis. Asjeblief?”
“Ah. En wat stelt u dan voor?”
“Misschien moeten we Snipper een tijdje binnen houden… huisarrest geven?”
“Baas, Juffrouw Mollie….. ?”
“Meneer Portier? U bent buiten adem. Wat is er gebeurd?”
“Snipper!”
“Wat is er met Snipper?”
“Hij heeft alles gehoor wat jullie zeiden.”
“En?
“Hij is weggelopen.”
“Weggelopen? Maar… maar hoe is hij hier buiten geraakt?”
“Hij heeft de huisdeur opgegeten en is vertrokken.”
TE SCHATTIG
“HALLO!”
“Goeiedag, u spreekt met…”
“HALLO! HALLO-OH?”
“Goeiedag, u spreekt….”
“HALLO? IS DAAR IEMAND?”
“Ja meneer, ik ben hier. En Meneer? Meneer?”
“JAAAAAAAAAAA!”
“Zou u asjeblieft wat stiller kunnen praten?
“JA DAT KAN. Ik bedoel, ja, natuurlijk, neem me niet kwalijk.”
“Niet erg. Zo is het beter. Wat kan ik voor u doen?”
“Mijn monster is te schattig.”
“Excuseer?”
“TE SCHATTIG!
“Meneer!”
“Oeps, ik bedoel; te schattig. Te braaf. Te keurig.”
“En wie bent u?”
“Joël.”
“ Zo, meneer Joël, uw…”
“Joël is mijn voornaam, Van den Brulle is de achternaam.”
“Hi,hi! Neem me niet kwalijk, meneer Van den Brulle. Even kijken. U hebt van ons “Snauw” gehuurd. Dat lijkt me niet meteen een schattig monster. Snauw is bijna 2 meter groot.”
“Nou, dat bedoel ik juist. Te klein!”
“Te klein?”
“Ikzelf ben 2 meter 40. Begrijpt u? En wat is uw naam lieve mevrouw?”
“Ah, ik begrijp het…. Oh, wat vroeg u?”
“Je naam, lieve mevrouw?”
“Lieve… eh … waarom vraagt u dat? Trouwens Snauw kan echt wel heel hard brullen.”
“Nou, ik kan om eerlijk te zijn, nog veel harder brullen. Zal ik dat even laten horen?”
“Neen, neen, niet nodig. “
“Nou?”
“Nou wat?”
“Hoe heet u? Alstublieft?
“Mollie. Mollie Liefooghe. En als Snauw kwaad wordt, wordt hij helemaal paars, akelig paars.”
“Hi, hi, Mollie Liefooghe. Wel mevrouw Liefooghe, als ik kwaad word, wat gelukkig bijna nooit gebeurd, dan word ik groen, blauw, rood én paars tegelijkertijd. Begrijpt u? Uw monster is te schattig!…”
“Ik begrijp het meneer Van den Brulle.
“Zeg maar Joël. Zeg Mollie?”
“Ja, meneer Van den ...”
“Joël.
“Joël, ik zal kijken of we Snauw kunnen ruilen….”
“Mollie. Wil je met mij straks een koffie gaan drinken?”
“…kunnen ruilen voor… Een koffie? Waarom? Wanneer? Met wie?"
“Met mij natuurlijk. U klinkt aardig. Wanneer u maar wil mevrouw Liefooghe.”
“Zeg maar Mollie…. Mag het ook thee zijn?”
“Je zegt dus ja?”
“Euh, ik denk het wel, ja. Hi, hi.”
“WOEPIE!”
“Joël!”
“Sorry: Woepie! Dat is dan afgesproken. En Mollie?”
“Ja Joël?”
“Eigenlijk hou ik best wel van schattige monsters. Ik hou Snauw nog wel een tijdje bij me. Geen probleem.”
“Dat is dan geregeld.”
“Alles is geregeld.
“Hi, hi.”
“Dag Mollie. Tot straks.”
“Dag Joël.”
“Juffrouw Mollie?”
“Baas?”
“Kan je … Mollie, je ziet zo rood , alles in orde?”
“Ja hoor, Joël… Baas. Helemaal in orde en zou ik een uurtje vroeger mogen werken met stoppen, ik voel me niet zo lekker.”
“Mollie?”
ANTWOORDAPPARAAT
(nog geen tekening)
“Hallo, met “Monsters en Vrienden”. We zijn er even niet maar onze computer helpt u graag verder. Wenst u een monster te huren, druk dan 1. Zoekt u vervoer voor uw eigen monster, druk dan 2.”
“1.”
”U wenst een monster te huren. Had u graag een klein saai monster, toets 1, of had u liever een groot spannend monster, toets 2.”
“2”.
“U wil een groot spannend monster huren. Wil u dat dat monster kan vliegen, druk dan 3. Als een monster met 5 poten ook goed is, druk dan 5.”
“3.”
“U kiest een groot spannend monster huren dat kan vliegen. Moet dat een roze monster zijn, zwaai dan met uw rechterhand, of hebt u liever een monster met grote rode bollen en een groene neus, stamp dan met uw linkervoet.”
“Zwaai.”
“U wenst een groot spannend monster te huren, met grote rode bollen en een groene neus en dat kan vliegen. Is dit juist? Knik dan 1 keer ja.”
“Knik.”
“Bent u heel zeker? Knik dan 2 keer ja.”
“Knikknik.”
“Echt?”
“?”
“Echt?”
“Knikknikknik.”
“U kniktkniktknikt. Okee dan. Gelieve even te wachten, we behandelen uw vraag.”
(muziekje)
“Het spijt ons, maar wij hebben helemaal geen grote spannende monsters, met grote rode bollen en een groene neus. En als we er al een zouden hebben dan zou het zeker niet kunnen vliegen. Hoe verzint u zoiets? Hebt u misschien al ooit zo’n monster gezien? Nee toch? Tss, wat een vraag, wat een stomme vraag. Wat mensen ons al niet allemaal durven vragen. We wensen u nog een prettige dag verder.
Of neen, we wensen u helemaal geen prettige dag. We hopen dat er straks een klein flauw monster met groene bollen en een felle rode neus zomaar, boef, op uw auto valt. En weet u waarom? Omdat het niet goed kan vliegen natuurlijk. Ha! En dat uw auto dan zo plat is als een vijg en dat er dan…
“Juffrouw Mollie?”
“Ja Mevrouw Baas.”
“Ik denk dat onze computer weer eens vreemd doet. Heeft er misschien weer een monster mee geprutst hebben.”
“Vlieger waarschijnlijk.”
“Die met zijn groene neus?”
“En zijn rode bollen, ja, die. Ik zal iemand bellen om naar de computer te komen kijken, Mevrouw Baas.”
“Doet u dat, juffrouw Mollie.”
NIET TE VINDEN
“Welkom mijnheer Baas en juffrouw Mollie. Ik ben blij dat jullie zelf komen kijken, want mijn probleem is een beetje moeilijk om aan de telefoon uit te leggen.“
“Graag gedaan, mevrouw Blind. Wat kunnen we voor u doen?”
“Wel, mag ik u een eenvoudige vraag stellen?”
“Natuurlijk, ga uw gang!”
“Nou, kijk alsjeblief eens even rond en vertel me: wat zien jullie?”
“Dat is een makkelijke vraag. We zien een pretpark met grote speeltuigen: een reuze glijbaan, grote paardenmolens, een zandbak. Maar er zit niemand op de glijbaan of op de molens of in die zandbak…””
“Dat ziet u goed. Wat nog?”
“We zien een grote mooie vijver met daarrond vele mensen. Heel veel mensen. Ze kijken.”
“Precies, en naar wat kijken die mensen denkt u?”
“Naar die ene eend daar?” wijst Mollie.
“Is dat zo? Denken jullie echt dat er zoveel mensen komen kijken naar een eend? Dat dacht ik niet. Dus kijk nog eens aandachtig? Wat zien jullie nog in de vijver?”
“Niets?”
“Zeker?”
“Helemaal zeker: niets!” knikt Baas.
“Aha!”
“U bedoelt ,mevrouw Blind?”
“Wat heb ik gisteren bij jullie besteld?
“Ernest.”
“Juist. En wie of wat is Ernest?”
“Ernest is ons bekendste vijvermonster. Een vijvermonster met een geheimzinnig geheim. Waar hij ook is, er komen altijd heel veel mensen kijken. Net zoals hier dus.”
“Zo en wat willen die mensen zien denk je? Niets? Net zoals hier?”
“Ze willen het geheim van Ernest zien!”
“Een geheim?”
“Wel mevrouw Blind, het zit namelijk zo: Ernest houdt niet van mensen. Van zodra er ook maar een mens in de buurt is, duikt hij onder water en komt niet meer boven.”
“Dus als ik het goed begrijp dan heeft niemand Ernest ooit gezien? Niemand, geen mens, nooit?”
“Zo is dat. Zelfs wij niet. “
“Dus misschien zit er helemaal geen monster in mijn vijver. Misschien is mijn vijver gewoon leeg.”
“Dat, mijn beste mevrouw, is nu precies het geheim van Ernest. Is hij er of is hij er niet? Niemand zal dat ooit zeker weten. Maaaaar!”
“Maar?”
“Maar kijk eens hoeveel mensen komen kijken naar … niets! Heeft u ooit al zoveel mensen gehad in uw pretpark mevrouw Blind.”
“Nou neen, om eerlijk te zijn, dit gebeurt niet alle dagen.”
“Die mensen kijken allemaal naar de vijver. Dat doen ze uren lang. En allemaal denken ze dat ze misschien toch iets gezien hebben. En morgen….”
“Morgen?”
“Morgen komen er nog veel meer mensen. En overmorgen nog meer…. Zo gaat dat steeds maar verder. “
“Denken jullie dat?”
“Mevrouw, wij zijn monsterverhuurders. Wij kennen ons vak. Vertrouw ons nu maar. En er is natuurlijk nog altijd de eend, dus helemaal leeg is de vijver nu ook weer niet.”
“De eend?”
“O ja, mevrouw, nog een kleinigheid: vannacht komen we Ernst terughalen. We hebben namelijk een dringende bestelling van iemand uit het Schotland. Ze hadden daar al zeer lang een eigen onzichtbaar monster maar sinds gisteren vinden ze het toch niet meer zeker.”
THEE EN TAART
“MOLLIE?
“Joël, niet zo…”
“Oh pardon: Mollie?”
“Ja Joël?”
“Is de taart lekker?”
“Ja hoor Joël, zeer lekker, hihi.”
“En de thee?”
“Ook!”
50 CENT
“Goeiedag, Monsterverhuur. Met Mollie. Wat kan ik voor u doen?”
“Kan ik bij u een monster huren?”
“Dat kan mevrouw. Wat voor een monster had u graag gehad?”
“Een kleintje.”
“Geen probleem, de meeste van onze monsters zijn erg groot maar we hebben er ook enkele kleinere. Hoe groot had u gedacht. Zo groot als een tafel?”
“Eén euro.”
“Hoe bedoelt u? Zo groot als één euro?”
“Ik heb maar één euro!”
“U wil een monster huren maar u hebt maar één euro?”
“Ja.”
“Dat is wel erg weinig natuurlijk.”
“Meer heb ik echt niet.”
“Eén euro? … Het spijt me mevrouw, maar in dat geval…”
“Kan u me echt niet helpen? Alsjeblief? Het hoeft geen nieuw monster te zijn. Het mag een oud model zijn. Een beetje versleten is niet erg. De verf eraf, of maar drie poten….”
“Mevrouw, al onze monsters zijn piekfijn in orde!”
“Excuseer, natuurlijk … Kan het echt niet? U zou me een groot plezier doen. Al is het maar voor een halve dag.”
“Tja…”
Voor een uurtje? Mollie?”
“Laat me even denken. Kijk, ik kan u misschien wel een monster, een kleintje dan, meegeven voor een half uurtje.”
“Voor één euro?”
“Voor één euro maar….”
“Maar?”
“Maar dan moet u het zelf komen halen.”
“Oei, maar ik heb geen vrachtwagen.”
“Dat hoeft niet.”
“En ook geen auto.”
“Dat is niet nodig. U kan er met de fiets omkomen, of te voet zo u wilt.”
“Ach zo. Moet ik dan een koffer meebrengen.”
“Een koffer mevrouw?”
“Ja, om het monster in te steken.”
“Neen, dat mag iets klein zijn.”
“Hoe klein?”
“Een lucifersdoosje zal volstaan.”
“Een luciferdoosje? Hoe klein is dan het monster?”
“Erg klein. U mag de lucifers zelfs in het doosje laten. Allemaal. Hebt u thuis een vergrootglas?”
“Neen.”
“Dat zal u waarschijnlijk nodig hebben. Geen probleem, u kan dat bij ons huren.”
“ Hoeveel kost dat dan?”
“50 cent.”
“Voor het vergrootglas?”
“Precies, één euro voor het monster en 50 cent voor het vergrootglas. Samen is dat één euro en 50 cent.”
“Maar Mollie, ik zei het je al: ik heb maar één euro.”
“Dan zal u moeten kiezen. Of het monster of het vergrootglas.”
“Maar wat heb ik aan een vergrootglas als er geen monster is?”
“Neem dan alleen het monster! Monstertje.”
“Zonder vergrootglas? Dan zie ik niets!”
“Meer kan ik niet voor u doen.”
“Mollie?”
“Ja?”
“Hebt u dan misschien een monster van 50 cent?”
GOEDE MANIEREN
“Zo juffrouw Mollie. Lukt het een beetje met je lessen?”
“Wel mevrouw Baas,….het is niet makkelijk.”
“Wat bedoelt u juffrouw?”
“Monsters les geven over goede manieren…..dat is toch een beetje raar, vindt u niet?
“U bent toch met mij eens, juffrouw, dat er iets moet gebeuren: onze monsters maken mensen ziek, ze hebben al huizen in brand gestoken en één heeft zelfs een compleet huisgezin opgegeten, … Dat is vervelend en slordig, dat kan zo toch niet verder?”
‘Akkoord, akkoord. Maar monsters kunnen toch geen goede manieren leren. Net zoals… Ik bedoel: heksen zullen nooit leren ballet dansen, vampiers zullen nooit thee drinken met een lepeltje, …. Monsters die goede manieren leren zijn geen monsters meer. Dat zijn … knuffeldieren …. dan werken we hier bij Knuffeldieren V.”
“Hmm, ik begrijp het. Dat zou geen goede zaak zijn. Wie wil er nu een knuffeldier huren. Dat is doodsaai. Maar hebt u het dan tenminste geprobeerd, juffrouw Mollie?”
“Ik heb Natterdannat, ons zwembadvulmonster, proberen te leren om zich achteraf netjes af te drogen zodat het huis van de klant niet onder water zou staan.”
“En?”
“Hij dacht dat elke keer weer dat de handdoeken dienden om zijn neus te snuiten. Zo vies.
“Ik heb Schommel wel honderd keren uitgelegd dat zij kinderen geen volledige salto moet laten maken. Dat hebben de ouders niet graag. Maar ik heb niet de indruk dat ze het snapte.”
(tekening?)
“ Kompany heb ik uitgelegd dat hij bij het eten netjes alles moest opeten.”
“Ja, en?”
“Maar niet het bord natuurlijk. Of het bestek en het tafelkleed. En al zeker niet de tafel.”
