REIZEN

TERUG

​

Terug thuis.

Terug van weg geweest.

Ze herinnerde zich het vertrek.

De dag was mooi, de zon scheen verleidelijk, het licht nodigde uit.

Ze was gegaan, niets lette haar.

Het laatste restje oud brood smeet zij voor de vogels, deed de deur dicht en vertrok.

Het voelde als een bevrijding.
De weg leek kort want de tred was licht.

De geuren waren heerlijk en de mensen waren vriendelijk.

En toen het tijd was om terug te keren, was het afscheid hartelijk.

Geen vaarwel dus maar “dank u wel en tot ziens.“

Nu stond zij thuis voor het raam.
Starend in de verte.

Morgen kon ze terug.
Naar de bakker.
Ten laatste overmorgen.